Blog 12 maart 2005

Vorige blog

Ik ben nu in Port Hedland, een industrie-/havenstad in het noordwesten van Western Australië. Dagelijks varen hier grote zeeschepen met ijzererts de haven uit. Alle gebouwen en bomen in de stad zijn overdekt met een dun laagje bruine roest.

Sinds mijn vorige email ben ik er in geslaagd me geen nieuwe problemen op de hals te halen. Leuk natuurlijk, het begint zowaar op vakantie te lijken, maar voor mijn emails is het niet zo goed. Niks zo saai als lezen over een leuke vakantie.

Loos Alarm (Gerard Reve)

Kunstbroeder Carmiggelt zag mij eens, jaren geleden,
vrolijk op straat, met vrienden
schertsend en lachend, vlak bij een cinema, en dacht:
‘Het lijkt waarachtig wel of hij gelukkig is.
Wat fijn, wat heerlijk voor die jongen,
maar wat rampzalig voor de literatuur.’

Ik zal proberen er toch wat van te maken…..

Verschillende mensen hebben me gedichten gestuurd, zeer hartelijk dank daarvoor! Naar aanleiding van mijn autoperikelen stuurde een vriend mij een liedtekst van Ramses Shaffy met de titel “Failliet”. Zeer attent!

Een lezeres heeft geïnformeerd naar mijn persoonlijke hygiëne. Ik moet helaas melden dat het daar slecht mee is gesteld. Ik ben ondertussen in de tropen aangeland. Het is hier behoorlijk warm, 35 tot 40 graden, het is hier nu zomer. Tegelijkertijd is de luchtvochtigheid erg hoog. Ik zit nu achter de computer in het backpackers-hostel. Het is 3 uur. Ik heb een ventilator vlak naast me staan maar evengoed plak ik van het zweet.

Vaak slaap ik echter niet in een hostel, maar in mijn auto (een stationwagen), op een parkeerplaats of op een eenvoudige camping. Daar zijn meestal geen douches en vaak ook geen stromend water. Ik heb water bij me in jerrycans en flessen. “Douchen” doe ik door water uit een fles over me heen te gieten, het zweet er zo’n beetje af te wrijven en me dan af te drogen.
Per “douche-” beurt gebruik ik zo ongeveer een liter water. Door de hitte is het “douche-” water wel lekker warm….

Na zo’n 3 dagen ga ik meestal wel een keer overnachten op een camping met een douchegelegenheid of in een hostel, om me eens lekker met warm water en zeep te wassen. Zo voorkom ik dat ik wordt aangekeken in winkels….
Evengoed is het een beetje zonde van de moeite. Door de warmte zweet ik alweer als ik de douche uit kom, en na een paar uur begin ik mezelf alweer te ruiken.

Ik ben de afgelopen dagen in het Karijini National Park geweest, zo’n 500 km ten zuiden van Port Hedland in het binnenland. Een hooggelegen gebied, zo’n 800-1000 meter, met prachtige rotskloven (Gorges). Het is een kaal gebied, met heuvels en lage bergen, begroeid met kurkdroge spinifex graspollen en verspreide gombomen en struiken. De grond is rood en overal staan manshoge rode termietenheuvels.

Op 1 plek, bij de Weano Gorge, komen vier kloven bij elkaar. Een heel mooi punt, met veel verschillende wandelroutes.

De Australiërs hebben het vind ik goed geregeld qua waarschuwings- en informatieborden. Boven aan de kloven zijn grote parkeerplaatsen met informatieborden met to-the-point informatie. Zodra je echter afdaalt in een kloof is er weinig dat nog aan mensen herinnert. Paden lopen vaak vlak langs steile afgronden, soms met losse stenen, maar er zijn vrijwel geen afrasteringen geplaatst.

In Nederland stoor ik me vaak aan de informatieborden die op allerlei plaatsen het uitzicht bederven. Als ik zo’n bord lees krijg ik vaak ook het idee dat de schrijver niet zo’n hoge dunk heeft van de intelligentie en ontwikkeling van de gemiddelde wandelaar of fietser. In Australië gaat men er van uit dat je volwassen bent en best voor jezelf kan zorgen. Je krijgt zakelijke informatie over de gevaren en wat je beter wel en niet kunt doen.

Het voordeel van de zomer is dat er nu weinig toeristen zijn, en dat het water in de poeltjes in de kloven warm genoeg is om in te zwemmen. Ik heb verspreid over 3 dagen in 6 kloven gelopen, en elke dag een paar keer in een poeltje gezwommen. In de kloven kwam ik vrijwel niemand tegen. Op een gegeven moment nam ik niet eens meer de moeite om nog mijn zwembroek aan te trekken….

Je kunt het geen wandelen noemen wat je in zo’n kloof doet. Ook als een route als “geschikt voor ongeoefende wandelaars” is aangemerkt, moet je af en toe over grote rotsblokken klauteren, door water waden en langs afgronden klimmen. En dan zijn er ook nog routes voor “geoefende wandelaars”, waarbij je geacht wordt minstens met zijn tweeën te zijn, en je plannen vooraf te bespreken met een Ranger. Die routes heb ik maar gelaten voor wat ze waren, ik vond het zo al spectaculair genoeg. En ik had ook geen zin een mede-wandelaar te zoeken of me bij een groepje aan te sluiten, ik vond het prettig om in mijn eentje te lopen.

Evengoed wil ik natuurlijk wel heel terugkomen. In mijn rugzak sleep ik een heel overlevingsinstrumentarium mee. Kompas, kaart, veel water, eten, tabletten om van vuil water drinkwater te maken, verbandkit, fluitje, zakmes, zaklamp en zo nog het een en ander. Gelukkig heb ik het allemaal (behalve het water) niet nodig gehad. Vooraf meld ik me dan nog bij het bezoekerscentrum en vertel waar ik heen ga en wanneer ik denk terug te zijn. En ik laat in mijn auto ook nog een briefje achter welke route ik ga lopen, met een verwachte tijd van terugkomst.

Je wordt hier geacht dergelijke voorzorgsmaatregelen te nemen. Aan het begin van de weg naar Karijini staat een bord. “Waarschuwing. Geïsoleerd gebied. Neem water mee. Informeer een betrouwbaar persoon over bestemming en aankomsttijd”.

Af en toe denk ik wel eens: Is het allemaal niet wat overdreven? Maar ja, het is hier anders dan op de Veluwe. Je kunt hier doodgaan als je uitglijdt en een metertje of wat naar beneden valt en je hebt de pech dat er een paar dagen even niemand langs komt.

Toch ben ik niet bang of nerveus geweest. Als je in je eentje bent en je weet dat uitglijden ernstige gevolgen kan hebben dan glij je niet uit. Je loopt geconcentreerd, in een soort prettige lichte trance. Ik hou hier ook goed rekening met mezelf. Ik ga niet lopen als ik mezelf moe voel of niet lekker om een of andere reden.

Het is een prettig gevoel “Ik ben nu helemaal voor mezelf verantwoordelijk. Als ik iets doms doe kunnen de gevolgen groot zijn. Dan zal ik in principe mezelf ook weer uit de problemen moeten zien te redden.”

Ik vind het leuk om persoonlijke verhalen te schrijven. Wat niet automatisch wil zeggen dat het daardoor leuker is om te lezen natuurlijk…..


Afrekening (Gerard Reve)

Het nieuwe prachtboek van de intellectueel H.M.
gaat niet over God, niet over de Liefde,
niet over de Dood.
Het gaat over een zeepbel die uiteenspat.
Men noemt dit werk: ‘sterk autobiografisch.’


Als je in de Alpen loopt dan zie je overal gedenktekens voor omgekomen bergwandelaars. In Karijini had ik echter geen enkel gedenkteken gezien. Ik kon me echter niet voorstellen dat er nooit ongelukken gebeuren. Bij het bezoekerscentrum vertelden ze me dat er vorig jaar april nog een vrijwillige reddingswerker is omgekomen. Hij was bezig een Duits stel in veiligheid te brengen die bij de “Kermits Pool” te ver waren doorgelopen, naar een stuk kloof dat te gevaarlijk voor ze was, en toen gevallen of uitgegleden. De reddingswerker werd overvallen door een Flash Flood. Een plotselinge vloedgolf als gevolg van een regenbui, aangekondigd door een zacht gerommel in de verte. En van andere reizigers heb ik ook verschillende verhalen gehoord over ongelukken in Karijini.

Zelf ben ik bij Kermits Pool ook een stukje doorgelopen, tot een punt waarop ik het niet meer verantwoord vond. Ik vraag me nu toch af waar precies dat ongeluk gebeurd is….

Ik ben zelf 1 keer overvallen door een regenbui in een kloof. Ik weet niet of er toen een Flash Flood is opgetreden, waarschijnlijk niet, maar ik ben toen wel snel op mijn schreden teruggekeerd.

Iedere dag tegen de avond regent het hier. Plaatselijke regenbuien. Een prachtig beeld: Een pikdonkere camping, vrijwel verlaten (nog 1 andere auto) en dan in de verte een onweersbui achter de bergen. De flits is achter de berg, die zie je niet, maar boven de berg wordt de hemel telkens fel blauw verlicht.

Omdat het hier in de tropen vroeg donker is, rond 7 uur, en omdat ik niet elke avond naar de pub wil (als die er al is), luister ik als ik in mijn auto slaap veel naar muziek. Ik heb hier een draagbare CD-speler gekocht en een stuk of 20 CD’s. Een van mijn favoriete CD’s is van Chuck Berry. Een genie volgens mij, veel gecoverd door anderen: door Jerry Lee Lewis, maar bijvoorbeeld ook door Normaal, waar ik vroeger fan van was. Een van mijn favoriete nummers is een live-opname waarin Chuck Berry, samen met de zaal, op valse-nichten wijze het lied My Dingeling ten gehore brengt. Hij doet dit op zo’n overtuigende manier dat ik tot de conclusie ben gekomen dat Chuck Berry, mijn muzikale held, een valse nicht is. Eigenlijk wel toepasselijk…..

En dan zijn er nog de dieren. Toen ik de eerste dag in Karijini terugliep door een kloof, na mijn eerste zwempartijtje in een poeltje, lag er een slang dwars over het pad. Een donkergrijs geval, ik denk ruim anderhalve meter groot en polsdik op het dikste punt. Hij keek me aan en was duidelijk niet van plan weg te gaan. Toen ben ik maar een blokje om gegaan.

Als je je goed voelt ga je genieten van kleine dingen. Ik zat op een gegeven moment lekker naast een poeltje een beetje voor me uit te staren toen ik een prachtig zwart rupsje bij mijn voet zag rondscharrelen. Hij bewoog zich grappig voort: Hij rekte zich uit, zette zijn kop op de grond en trok daarna zijn achterlijf bij. Het deed me ergens aan denken…. Nee toch!? Ja hoor, er kwam bloed tussen 2 tenen vandaan: een bloedzuiger! In principe onschuldig, maar toch. Daar stond mooi niks over op de informatieborden!

Toch maar even mijn weke delen gecheckt. Gelukkig, verder geen bloedzuiger-sporen te bekennen….

Ik heb hier in Australië gedurende mijn trip al heel wat dieren gezien: Dingo’s (wilde honden), hagedissen van een halve meter, veel soorten vogels: enorme roofvogels bij de dode kangaroes langs de wegen, emoe’s, waarvan 1 met jong (een mannetje, ik heb gehoord dat het mannetje voor de jongen zorgt), papegaaien in allerlei kleuren, pelikanen, reigers, ibissen en dan vergeet ik nog wel een paar soorten. En verder veel kangaroes natuurlijk. En in de outback overal grazende koeien, vaak met kalveren. Sommige koeien zijn erg mager, dat zijn denk ik de moeders met kleine kinderen.

Op de camping van Tom Price, een stadje aan de voet van Karijini, heb ik met een kangaroe geknuffeld. Waarschijnlijk was hij door mensen opgevoed. Hij scharrelde over de camping, ging af en toe eens op zijn rug liggen, krabde over zijn buik en liet zich gewillig aanhalen. Toen ik mijn arm uitstak sloeg hij zijn voorpoten er omheen en begon mijn arm af te likken (Ja, daar zijn foto’s van…).

Tegen de avond werd de camping in Tom Price overspoeld door kangaroes die het sappige gazon kwamen opsmikkelen. Een leuk gezicht: een rustig etende kangaroe met drie toeristen er omheen met fototoestellen. Er liepen ook een paar tamme konijnen rond. Toen ik een wortel uitstak naar een van de kangaroes keek die er even bedenkelijk naar, en ging daarna verder met gras eten. Een van de konijnen zat een eind verderop en was kennelijk gealarmeerd door de oranje kleur. Hij kwam naar me toe, richtte zich op zijn achterpoten op en keek me aan met een blik van “Hier die wortel!”, waardoor ik me genoodzaakt zag het ding af te staan.

….. Waarna er een toerist kwam aangelopen die het tafereeltje van een wortel-etend konijn kwam fotograferen. Waarschijnlijk is dat hier iets bijzonders: een lief tam konijntje met een wortel…..

De wegen in Karijini zijn vrijwel allemaal gravelwegen. Dat betekent in dit geval: Scherpe kiezelstenen, soms behoorlijk groot. Aan het begin van elke weg staat een bord waarop staat of de weg open is, en zo ja of de weg open is voor alle verkeer of alleen voor 4WD’s. Het is nu droge tijd, bijna alle gravelwegen waren gelukkig open voor alle verkeer, zodat ik er met mijn gewone weg-auto overheen kon.

Ik kwam in Tom Price een Nederland stel tegen in een gehuurde 4WD die op weg naar Karijini zo’n gravelweg hadden genomen. Ze hadden een lekke band opgelopen. Hun toch vrij stevige 4WD band was aan flarden gescheurd. Plakken was onmogelijk, ze moesten een nieuwe band kopen. De omstandigheden voor auto’s zijn hier niet te vergelijken met Europa, eerder met Afrika. Door de warmte scheurt een band hier helemaal open. Je kunt je voorstellen wat er gebeurt als ik met mijn gewone weg-auto een lekke band zou krijgen…..

Ook de invloed van de warmte op de motor van auto’s is denk ik met Afrika te vergelijken. Waarschijnlijk is het koelsysteem van mijn auto verstopt met kalk of roest. Ik merk dat de koeling langzaam beter wordt: Ik hoef de kachel nu niet meer aan te doen als extra motorkoeling op het heetst van de dag (dat is erg prettig…..). Ik vermoed dat het vuil in het koelsysteem los komt door de lange ritten en het gehobbel over de gravelwegen.

Het koelwater is ververst toen de motor werd gerepareerd, maar zit nu vol met een soort grijze blubber. In Nederland heb ik heel wat oude auto’s versleten, en vaak problemen gehad met de koeling. Niks aan de hand. Dan werd ie gewoon wat warmer dan normaal. Hier is een koelprobleem meteen fataal. Een klein lekje of een verstoppinkje en de motor is aan gort.

In de krant las ik dat er in Western Australia direct behoefte is aan 5000 geschoolde vakmensen. Misschien zou ik een bedrijf op kunnen zetten met ervaren Afrikaanse automonteurs. Nick (de Engelse vrachtwagenmonteur uit de vorige mail) vertelde me dat rond Perth veel 25 jaar oude vrachtwagens rondrijden, die telkens opnieuw gerepareerd worden. Dat lijkt me ook vergelijkbaar met Afrika. Dan adverteer ik met “Al onze monteurs hebben jarenlange ervaring in tropische omstandigheden, opgedaan in Afrika. Zij houden uw truck op de weg, onder alle omstandigheden.” In het begin zouden de Australiërs de kat uit de boom kijken. Als ze door kregen hoe goed onze monteurs zijn, zou het een kwaliteitskenmerk worden. “Daar moet je wezen, daar hebben ze Afrikaanse monteurs!” Ik zou Nick vragen als hoofd werkplaats. Die kent uit eigen ervaring alle truukjes om in de baas zijn tijd te niksen….

Elk land heeft zo zijn eigen vreemde eetgewoontes. Zo eten de mensen in Nederland Frikadellen. In Australië kent men de “Roadkill Beef Jerkies” De naam is goed gekozen. Het zijn zwartige hompen gemarineerd gedroogd vlees, zo te zien ruw afgesneden van de dooie kangaroes die je overall langs de weg ziet liggen. Toch maar es een zakje Jerkies geprobeerd…… Het smaakte tegen verwachting in redelijk goed. Een beetje als gekruide droge worst. Ik heb het hele zakje achter elkaar naar binnen gewerkt….

Omdat veel dingen hier zo anders zijn, vallen de overeenkomsten des te meer op. Op een van de campings in Karijini stond een stukje verder een stel met een grote 4WD. Daarachter hing een flinke aanhanger met grote terreinbanden.
Ze hadden een enorme bushtent opgezet. Toen er een regenbuitje overtrok begon de man met een pioniersschep een gootje rond te tent te graven. Een zwaar karwei in de rotsige grond, en ook een beetje belachelijk naar mijn idee, de regen loopt zo de gortdroge grond in. De vrouw stond er naast en gaf aanwijzingen. Alles mag hier dan minstens twee keer zo groot zijn, kamperen gaat hier net als bij ons….

Ik vind het prettig om rond te reizen met weinig ballast. Ik heb geen kookspullen bij me. Vaak eet ik ’s avonds het dagmenu in een lokale pub. Stevig eten, geschikt voor een mijnwerker na een dag lang werken in de hitte. Ik ben dan ook nog niet afgevallen, wat ik wel verwacht had. In Karijini waren er echter geen pubs of andere voorzieningen. Na 3 dagen een dieet van koekjes, repen, chips, wortels en water was ik hard toe aan echt eten. In plaats van de gravelweg door het park nam daarom ik de asfaltweg buitenom, zodat ik in Tom Price even een hap warm eten kon kopen, en een kop koffie drinken.

Paul Theroux, mijn favoriete reisschrijver, heeft Afrika van Noord naar Zuid over land doorkruist alleen met een draagtas, niet eens een rugzak, door hem beschreven in het boek “Dark Star Safari” dat ik hier gekocht heb en nu aan het lezen ben. Ik vraag me wel eens af wat er allemaal in die tas zit, en vooral: wat er allemaal niet in zit wat ik wel bij me heb, maar wat ik eigenlijk niet nodig heb.

Hij is ook altijd blij als hij ergens is waar geen telefoons zijn. Zo ver ben ik nog niet. Mijn telefoonkosten voor bellen en sms-en belopen in 6 weken al gauw meer dan 200 Australische dollar (iets van 125 euro).

Paul Theroux heeft een houding tegenover reizen die me aanspreekt. Hij schrijft bijvoorbeeld (ik hoop dat ik hem juist, want uit het hoofd, citeer): “I never make preliminary arrangements. I just show up, and hope.”
En ook: “Travelling is neither work nor pleasure. It’s living. Just the way one chooses to let time pass.”

Ik zeg wel eens (heb ik ook niet van mezelf): Je moet de dingen doen die je leuk vind, en dan iemand vinden die je ervoor betaalt. Paul Theroux is daar denk ik goed in geslaagd.

Gisteren (vrijdagavond) was ik in de pub hier in Port Hedland, en kreeg opnieuw associaties met het wilde westen. Het deed me opnieuw denken aan de stripboeken van Lucky Luke. Bij Lucky Luke staat voor de saloon altijd een rijtje paarden, hier staat voor de pub een rijtje 4WD’s. In de pub zijn veel mannen en weinig vrouwen, de sfeer is gemoedelijk. Er is een podium, af en toe komen een paar schaars geklede dames een dansje doen. Ze gaan ook de zaal rond en dansen op de tafels (niet op de mijne, ik zat aan een nogal wankel geval). Bij Lucky Luke heb je ook altijd een podium, maar dan met Can Can danseressen, die hun onderbroek laten zien.

In de hostels hangen advertenties voor het “Country Pub Barmaids Program”. Je gaat dan als jong meisje voor 6 weken naar een pub in de outback. Na 6 weken komt er dan een opvolgster, zodat de eenzame mannen af en toe een nieuw meisje hebben om naar te kijken. Het echte Australische leven: “Country Pub Barmaids are a Unique Part of Outback Australian Culture.”

Volgende blog