Ik ben weer terug! Het wil nog niet echt wennen. Van de warmte in de kou, samen met de andere loonslaven in de trein (sneu hè). Gerard Reve heeft dit gevoel goed onder woorden gebracht.
MELANCHOLIEKE SCHOLIER
Des morgens gaan we naar de school,
en ’s middags weer naar huis;
de volgende ochtend weer naar school,
en ’s middags weer naar huis.
Zo wentelen de uren van de dagen
waarin een mensenkind verkwijnt,
kijk! Een mus daalt op de tuimelramen
maar hoort de leraar brallen en verdwijnt.
Ik voel mij hopeloos verlaten,
en in de schemerige straten
schommelt de sneeuw omlaag.
En dan hierbij om af te sluiten voor de liefhebbers een redelijk serieus verslag van het 2e deel van de reis:
Op donderdag 16 oktober kwamen we aan op Magnetic Island. Hier zijn we 3 nachten gebleven. In de tuin van de B&B werd elke dag een zwerm Rainbow Lorrikeets (veelkleurige parkieten) gevoerd. In de schuur woonde een familie Possums (buidelknaagdieren). ’s Nachts was er een hoop kabaal: Possums die een territoriumtwist uitvochten in de bomen. Ook kwamen elke avond rotskangaroes door de tuin banjeren.
Magnetic Island heeft veel kleine baaitjes. Alleen te voet bereikbaar. Tussen de baaitjes zijn hoge rotspartijen, dus we hebben ook nog iets aan onze conditie gedaan. Op 17 oktober hebben we een aantal baaitjes verkend. Bij elke baai stonden waarschuwingsborden voor de Box Jellyfish (dodelijke kwal) en een instructie voor de behandeling als je gebeten was (mond op mondbeademing en overgieten met azijn). Gelukkig was de Box Jellyfish dit jaar nog niet gesignaleerd. Op 18 oktober zijn we op zoek gegaan naar Koala’s. We hebben er één gevonden, vrijwel naast het pad, op ca. 2,5 m hoogte in een boom. ’s Avonds kwamen we tijdens het wandelen een paar rotskangaroes tegen in het bos.
Op zondag 19 oktober voeren we met de boot terug naar het vasteland en daarna reden we naar Cairns. Hier zijn we 2 nachten gebleven. Op 20 oktober hebben we vanuit Cairns een boottrip naar het Barrièrerif gemaakt. We hadden meteen maar een dure trip geboekt (ons bunt wel zuunig, maar ons wil ook geen risico’s nemen). Erg mooi. Met een snelle motorboot voeren we naar 2 locaties van het Outer Reef, alwaar we hebben gesnorkeld. Voor alles was gezorgd, zelfs voor duikbrillen met glazen op sterkte, zodat we nu eens echt wat zagen onder water. Op de 2e plek waar we snorkelden zwom een vis rond van ca. een meter lang en 70 cm hoog. Was evengoed erg vriendelijk.
Onze resterende tijd in Cairns hebben we gebruikt om voor M. een paar opalen oorsieraden te bemachtigen. Hiervoor hebben we alle juweliers aldaar afgelopen, hetgeen geen sinecure was. Uiteindelijk kwamen we uit bij de oorbellen die we in de 1e winkel hadden gezien……
Op dinsdag 21 oktober zijn we doorgereden naar Port Douglas, we sliepen in een Cabin (stacaravan, maar dan zonder namaakwielen) op een kampeerterrein. Op 22 oktober hebben we de hoogtepunten van Port Douglas bekeken (waren we snel mee klaar). Daarna naar het strand om in de zon te liggen. Eindelijk Vakantie!
Op 22 oktober zijn we doorgereden naar Daintree Village, alwaar we weer overnachtten in een Cabin. Prachtig uitzicht over een Zwitsers bergdal. In het dal o.a. Brahmanen (Indische koeien), deze doen het beter in de warmte dan ons zwart-witte vee. ’s Avonds gegeten in het enige restaurant dat het dorp (ca. 20 huizen) rijk was. BYO oftewel Bring Your Own (drank), veel Australische restaurants hebben geen drankvergunning. De drank kon je gelukkig in de General Store halen, die in hetzelfde pand gevestigd en binnendoor bereikbaar was (zelfde eigenaar, deze liep zonodig even mee).
Op donderdag 23 oktober waren we vroeg op voor een vogelkijktrip op de Daintree River, vanaf half zeven. Veel verschillende vogels gezien, twee slangen en een grote groep Flying Foxes (soort vleermuis, spanwijdte ca. 1 meter). Ze kwamen overvliegen, soms met een jong aan de buik, en hingen gezellig ondersteboven in de bomen. De IJsvogels hadden deze ochtend een lollige bui, ze lieten zich wel horen maar niet zien.
Daarna zijn we naar Cape Tribulation gereden, via de pont over de Daintree River. In het oerwoud hebben we twee wandelingen gemaakt. Op de informatieborden stonden dreigende verhalen over muskieten en bloedzuigers, maar dat viel gelukkig mee, waarschijnlijk omdat het de droge tijd was. Het oerwoud schijnt hier 400 miljoen jaar oud te zijn, het oudste regenwoud ter wereld. De informatieborden waren in ieder geval van recenter datum. Daarna zijn we zuidwaarts op onze schreden teruggekeerd naar Ellis Beach, ca. 25 km boven Cairns. We sliepen in een cabin aan het strand, onder de palmbomen.
Op vrijdag 24 oktober hebben we in Ellis Beach nog een paar uur op het strand gelegen. Daarna zijn we terug naar Cairns gereden om voor M. nog een opalen ring te scoren. Vervolgens zijn we naar het vliegveld gereden om de huurauto in te leveren en ’s avonds naar Darwin te vliegen.
De volgende dag (zat 25 oktober) hebben we onze camper opgehaald. Daarna zijn we naar National Park Kakadu gereden. Onderweg hebben we een krokodillentour op een bootje gedaan. Zoutwaterkrokodillen oftewel Salties, dodelijk voor mensen. Men had i.v.m. de zaterdag ook de buren enz. uitgenodigd. Van de 16 opvarenden waren er 4 toerist, het bootje was daarmee vol. Wij keken naar de krokodillen, de Aussies keken, met een biertje in de hand, naar de toeristen. Veel krokodillen gezien, die vlees van een hengel mochten happen, en daarbij uit het water sprongen. Ik mocht ook de hengel hanteren (er waren geen andere vrijwilligers). Verder zagen we vanaf de boot Sea Eagles (Zeearenden), en 2 soorten Kites (ook een soort roofvogels), die ook met vlees werden gevoerd. We overnachtten op een camping naast de Mary River.
Zondag 26 oktober reden we naar Ubirr. Prachtige uitzichten en veel Aborigine rotstekeningen. Onderweg eindelijk Australië zoals het in de reisgidsen staat. Warm, eenzaam, droog, vlak, rood, weinig begroeiing, termietenheuvels en dooie beesten in de berm (in dit geval een varken). Daarna naar Yellow River om te overnachten.
Op maandag 27 oktober waren we wederom vroeg op voor een boottrip. Door de droogte (het is nu het einde van de droge tijd) was er maar een klein leefbaar gebied overgebleven voor de dieren. Voor hun niet zo handig, voor ons uiteraard wel. Weer veel Salties en ook zeer veel verschillende vogels gezien. Daarna reden we naar het Aboriginal Cultural Museum. Het beeld dat werd opgeroepen was wel wat eenzijdig. De Aborigines die als edele wilden in een soort socialistische beschaving alles deelden, nooit oorlog voerden enz., tot de boze blanken kwamen (dat laatste klopt dan natuurlijk wel).
Na het museum reden we naar Katherine om de Gorge (kloof) te zien. Onderweg zagen we o.a. wilde paarden. We kwamen veel Roadtrains tegen. Omdat we op de ‘Highway’ zitten (d.w.z. asfalt met voor elke richting één rijstrook) hoeven we niet elke keer de berm in. In Katherine zaten in het stadspark veel Aborigines onder de bomen, deels met een biertje. Ik vindt het er wel gemoedelijk uitzien, maar daar denken de meeste blanke Australiërs geloof ik anders over. Er zaten dan ook geen blanken bij hen. Voor de komst van de Engelsen verbleven de Aborigines denk ik bij de rivier waar de vis zat (en hadden ze geen tijd voor geestverruimende middelen), nu hebben ze domicilie gekozen bij de supermarkt, ook een vorm van aanpassing. Volgens mij vragen ze zich af waarom wij toch altijd zo druk bezig zijn, als je toch ook rustig op een bankje kan gaan zitten. Goeie vraag.
Bij de Gorge gingen we een stukje wandelen. Het was een beetje warm, daarom zijn we maar niet te ver doorgelopen. Bij terugkomst informeerden we maar eens naar de temperatuur: 50-52 graden. Er zaten weer veel Kangaroes op de camping. De volgende dag (dinsdag 28 oktober) hebben we een boottour door de Gorge gemaakt. Prachtige steile rotswanden en duizenden jaren oude rotstekeningen.
Met de camper zijn we teruggereden naar het noorden, en links afgeslagen naar Litchfield National Park. Hier waren veel magnetische termietenheuvels, d.w.z. plat en noord-zuid gericht, het heeft iets van een kerkhof. Door de vele vliegen kon je niet te lang buiten de auto blijven… We hebben gewandeld en gezwommen in een meertje met glashelder water onder Florence Falls. De camping was geheel zelfvoorzienend: water uit de kreek en stroom van een oude generator die in een hoek van de camping stond te stampen. De eigenaar was een vriendelijke oude baas in een groen tropenpak dat zo te zien voor het laatst in de natte tijd (8 maanden geleden) met water in aanraking is geweest.
Woensdag 29 oktober was het alweer de laatste dag. We hadden nog even tijd voor Wiangi Falls om te wandelen en te zwemmen. Hier zagen we ook weer grote vleermuizen die in de bomen hingen.
We hebben in Australië in vier weken zo’n 5200 km gereden: 4000 km met onze huurauto langs de oostkust en daarna nog eens 1200 km met de camper in het Northern Territory…
Na het inleveren van de camper reden we met de taxi naar het vliegveld. De chauffeur was een Indonesiër. Hij kon in het Nederlands tot 5 tellen, geleerd van zijn ouders vertelde hij. Die waren eerst naar een Nederlandse school gegaan, en daarna in het leger.
“Oh ja?” vroeg ik, “Het Nederlands-Indische leger?”
“Nee, het Indonesische leger, tegen de Nederlanders!”
“Oh juist.”
Aardige man.