Blog 9 feb. 2005

Vorige blog

Dag schatten!,

Ik ben vandaag aangekomen in de bekende mijnplaats Kalgoorlie. Volgens de mensen hier is hier niets te beleven, maar vergeleken met het plaatsje Norseman waar ik 4 dagen heb vastgezeten is het Parijs.

Nu volgt eerst een verslag van mijn autoproblemen. Voor de technisch minder geïnteresseerden: Dit deel kan eventueel overgeslagen worden (er komen echter naast techniek ook een paar mensen in voor).

Zaterdagmorgen was ik met de auto uit Esperance vertrokken voor de 400 km naar Kalgoorlie. De auto reed lekker, tot de motor op een gegeven moment slecht begon te lopen. Ik was toen ongeveer op de helft. Voor het tot me doordrong dat er wat aan de hand was kwamen er rare geluiden onder de motorkap vandaan. Ik reeds de auto de berm in, hij sloeg af en sindsdien heeft ie het niet meer gedaan.

De motor was opnieuw gloeiend heet, dus die liet ik maar weer eens een uurtje afkoelen. De problemen bleken groter dan de keer ervoor, want de motor wilde nu ook niet meer starten, de ontsteking bleek defect, waarschijnlijk door de hitte. Na eerst nog hulp te hebben afgeslagen, legde ik mijn probleem voor aan een vriendelijke baardige Australiër in een pick-uptruck die stopte en vroeg of ik hulp nodig had. Hij bleek een complete garageuitrusting bij zich te hebben, maar kon het klereding ook niet aan de praat krijgen. Hij heeft me toen 20 km naar het dichtstbijzijnde plaatsje Norseman gesleept.

Hij bleek John te heten en moest erg lachen toen ik een foto van hem en zijn truck wilde maken. Hij had al een paar keer laten vallen dat ik op veel kosten moest rekenen, en kon het geloof ik wel waarderen dat ik rustig bleef. “Right! Stay cool Buddy!” Maar ja, dat was misschien meer omdat de omvang van het probleem nog niet helemaal tot me was doorgedrongen.

John had me naar de autosloper gesleept, ik bereidde me dus op het ergste voor. De autosloper bleek gelukkig ook het plaatselijke auto-bergingsbedrijf. De berger sleepte me vervolgens naar de volgens zeggen enige garage in Norseman. Daar wilden ze me, omdat hert zaterdagmiddag was, pas maandag helpen, maar ze wisten wel te vertellen dat het ongeveer 1500-2000 dollar (2000-2700 gulden) zou gaan kosten. Toen ik vroeg wat ze daarvoor dan gingen doen en of dat niet een beetje duur was voer de baas nogal tegen me uit, het was graag of niet. Nou, OK dan, kijk er maandag eerst maar naar, dan zien we wel verder.

Tsja, wat doe je dan, dan ga je maar naar de kroeg. Op zaterdagavond ging ik naar de enige pub in Norseman. Allemaal mijnwerkers in shirtjes van het bedrijf waar ze voor werken, op slippers en met veel tatoeages. Zonder uitzondering allemaal erg aardig. Ik raakte aan de praat met een monteur van een mijn. Ik vertelde dat mijn cilinderkop er geweest was en wat Wilson, de plaatselijke garage, daar voor vroeg. Volgens hem mocht het maximaal 1000 dollar kosten. Hij bood aan me tussen zijn eigen werkzaamheden door te helpen, de boel uit elkaar te halen en in elkaar te zetten, als ik zelf ook wat deed en zelf nieuwe onderdelen regelde, en hij gaf zijn telefoonnummer.

Dat gaf me weer wat moed.

Maandagochtend vroeg ging ik eerst maar eens naar Wilson, voordat ze aan mijn auto zouden beginnen. Wat ze me zouden berekenen als ik, nadat ze de zaak gestript hadden, geen zaken met ze wilde doen, wilde ik weten. “Dan kost het je 300 dollar” zei de baas, handen in de zij. “Is dat niet een beetje duur?” “Of ik hou gewoon je auto!”. Ja, dat zou je wel willen. “Ik weet niet of ik het wel een goed idee vind” zei ik. “Dan duw ik hem nu naar buiten!” En zo geschiedde.

Ik had gelukkig het telefoonnummer van de Mitsubishi-dealer in Esperance, waar ik vandaan kwam, en ben gaan bellen. Na een hele dag bellen, terugbellen, opnieuw bellen, doorverwezen worden, tips krijgen van mensen en opnieuw bellen kwam ik er achter dat ik Australië het vervangen van een cilinderkop zoiets is als bij ons een jaarlijks beurt aan je auto. Dat moet gewoon af en toe gebeuren, als met 41 graden er een klein gaatje in je koelsysteem ontstaat. Ook het vervangen van een hele motor is hier vrij normaal.

Aan het einde van de dag had ik telefonische offertes voor cilinderkoppen, motoren, vervoer van de auto naar Perth, vervoer van motoren naar Norseman, en nog zo wat. Maar ja, dan moest ik nog steeds samen met Leon, de monteur uit de pub, een hoop zelf doen, of de auto laten vervoeren wat alleen al honderden dollars zou gaan kosten.

En toen bleek er wel een tweede garage te zijn! Een plaatsje van maar 1100 zielen, iemand opent een garage en bijna niemand die er van weet……. Maar eens een praatje gaan maken. Terry had eigenlijk een auto-bergingsbedrijf (daar zijn er hier een hoop van, niet voor niks natuurlijk), en had een loods en een garage met een stuk of 20 autowrakken waar hij aan sleutelde. Voor hij me te woord kon staan ging hij eerst een halfuurtje met zijn moeder bellen. Hij had ook een klein hondje, een kruising tussen een Jack Russel en een Chihuahua. Hij was ook automonteur, mensen kwamen bij hem met vragen, “en op een of andere manier”, zoals hij het zei “zit ik nu tot over mijn oren in het mechanische werk.”

Uiteindelijk heeft Terry vanochtend de cilinderkop losgemaakt. Het zag er allemaal niet best uit. Vannacht gaat cilinderkop naar een bedrijfje hier in Kalgoorlie (elke nacht rijden vrachtwagens heen en weer met onderdelen, het is hier 1 groot mijngebied), die kijken er morgen naar en dan weten we morgen meer. Afwachten dus.

Voor de niet-technisch geïnteresseerden gaat het verslag hier verder.

Ik ga ondertussen vanuit Kalgoorlie een beetje rondreizen met bus en trein. Dan kom ik ook eens onder de mensen. Ik verblijf hier in Kalgoorlie ook weer tussen de mijnwerkers, driekwart van de mensen hier in het backpackers-hostel zijn mijnwerkers.

De meeste huizen in Norseman waren opgetrokken uit golfplaat, met een veranda. De tuin, de voetpaden, alles is droog en bestaat uit rode aarde. Norseman was een beetje triest. 1100 inwoners, niet zo lang geleden waren dat er drie keer zoveel. Veel dichtgetimmerde winkels in het centrum. Vroeger woonden de mijnwerkers met hun gezinnen in Norseman, nu worden de mijnwerkers ingevlogen. 2 weken op, 1 week af, 12 uur per dag.

Pal naast het dorp ligt een werkende goudmijn, met daarnaast het plaatselijke toeristische uitkijkpunt, boven op een berg(je). Aan de ene kant kijk je 50 km ver over de Nullarbour woestijn, met onder meer een groot zoutmeer, aan de andere kant kijk je op de mijninstallaties en een enorme berg mijnafval, het resultaat van 100 jaar gouddelven. De berg is 40 meter hoog, en vele hectaren in omvang. De zijkanten zijn door de sporadische regen weggeslepen alsof het enorme stalagmieten zijn, een mooi gezicht als je er vlak naast staat.

Er zijn veel Aborigine’s (uit te spreken als Aboriginies met de klemtoon op de laatste lettergreep) in Norseman. In de pub heb ik er ooit 1 gezien, met zijn maten van het werk, maar op straat zie je hen veel. ’s Avonds zwerven de jongeren over straat, met crossfietsen en skateboards, en op zaterdagmiddag zat het plaatselijk park annex speeltuin tjokvol met Aborigine families. Ze zijn erg vriendelijk, groeten op straat (dat is het gebruik hier, doet iedereen).

Op zondag liep ik door het centrum van Norseman toen ik gospelrock uit een klein gebouwtje hoorde komen. Ik kom weinig in kerken, maar een gospel-dienst wilde ik wel eens meemaken. Ik keek door de deur naar binnen en werd binnengenood. Ik moest mijn naam zeggen en werd als gast verwelkomd.

Ik was de enige blanke. Helaas was ik net te laat. De preek begon. Ik bleek beland te zijn in het zendingswerk van een wel erg zware stroming. Naar het uiterlijk en de kleding te beoordelen enkele Afrikaanse negers die de zwarte broeders in Australië het evangelie kwamen brengen. Eerst was er een bijbellezing (voor de liefhebbers: Lucas 15-30), en daarna volgde de uitleg.

Volgens mij was de strekking zo ongeveer dat god liefde is (dit is een wel erg bondige samenvatting van mij). Volgens de man achter de microfoon, een bekeerde Aborigine, was de strekking echter dat we allemaal zondaars zijn, en van geluk mogen spreken als we niet in de hel komen. Hij bleek ook weinig hoge verwachtingen te hebben van de intelligentie van zijn Aborigine broeders, en bleef steeds de zelfde paar zinnen herhalen. Het werd me al snel duidelijk dat ik voorlopig niet meer op gospelmuziek hoefde te rekenen. Gelukkig liepen er telkens mensen in en uit, en toen ik vond dat de beleefdheid wel toestond dat ik wegging ben ik stilletjes naar buiten geslopen.

Over religie gesproken (Gerard Reve):

ROEPING

Zuster Immaculata die al vier en dertig jaar
verlamde oude mensen wast, in bed verschoont,
en eten voert,
zal nooit haar naam vermeld zien.
Maar elke ongewassen aap die met een bord: dat hij
vóór dit, of tegen dat is, het verkeer verspert,
ziet ’s avonds reeds zijn smoel op de tee vee.
Toch goed dat er een God is.


Het backpackers-hostel waar ik logeerde had nauwelijks gasten. Het werd gerund door een Engels echtpaar, Allen en Eileen, 30 jaar geleden naar Australië gekomen. Heel aardig en behulpzaam. Er waren bloemetjes op het beddegoed, op het wc-papier, op de gordijnen enz. Eileen deed of het hotel lekker liep, alsof er niks aan de hand was. “Ik moet echt voor half elf weten of je nog een nacht blijft, anders kan ik de kamer misschien aan iemand anders verhuren.” Er waren 10 kamers en ik was de enige gast….

Op een nacht sliepen er drie mannen in de slaapzaal. Ze waren met een busje gekomen. Eileen vertelde dat het geschoolde vakmensen waren, onder andere een metaalbewerker (een draaier). Ze verdienden in de stad waar ze vandaan kwamen niet genoeg om hun gezin te onderhouden, en hadden hun gezinnen achtergelaten en waren gekomen om in de mijnen te werken. Het stikt hier van de mijnen. Australië kan een hard land zijn.

Zoals gezegd was ik zaterdagavond naar de pub gegaan. Allemaal mannen en een enkele vrouw. Achter de bar alleen vrouwen. Om negen uur kwam er een meisje binnen, zestien denk ik, die zich achter de bar uit begon te kleden, tot ze alleen een stringslip en een BH-tje aan had. Niemand schonk er enig aandacht aan. Om 10 uur ging er een groot glas rond, daar moesten de mannen geld in gooien, en toen ging de BH ook uit. Ik heb ook maar een dollar gegeven, dat was nog vrij veel geloof ik. Het ging er allemaal heel gemoedelijk en vriendelijk aan toe. Ze haalde glazen op, vroeg of je wat te drinken wilde, enz. Het had naar mijn idee weinig seksuele lading, meer een soort plaatselijk gebruik dat in ere werd gehouden.

Naïef als ik ben dacht ik nog dat het was omdat het zaterdag was, maar toen ik dinsdag weer in de pub kwam was er een ander meisje, ook weer een jaar of 16, en zag ik buiten een bord hangen: “Deze week: Renee”. Je zou haast gaan denken dat het iets is dat je hier als meisje gedaan moet hebben. Als je nooit het meisje van de week bent geweest tel je misschien wel niet mee….

Al die alleenstaande mannen hier, die moeten toch wat natuurlijk. Gerard Reve schreef:

GENEESKUNST

De man van Mevrouw Pasma doet het met zichzelf,
maar de geneesheer, in haar nood geconsulteerd,
heeft van zoiets nog nooit gehoord:
hij geeft haar broom en luminal.


Volgens de plaatselijke toeristische informatie was het honderd jaar geleden in Norseman een paradijs voor vrouwen zonder vaste verkering. Allemaal jonge mannen die naar hun hand dongen. Als ik rondkeek in de pub zou ik zeggen dat er niet veel veranderd is. Je moet wel van het soort mannen houden natuurlijk….

In de pub raakte ik aan de praat met een jonge man. “Nederland? Veel leuke vrouwen in Nederland!” “Ja,” zei ik “maar die zijn niet zoals hier hoor!” “Hoe bedoel je?” “Nou, die wachten niet thuis af tot je ’s avonds met de gevangen vis thuiskomt, om dan een lekker maaltje voor je klaar te maken. Als je uit vissen gaat dan gaan zij uit, stappen met hun vriendinnen.” “Meen je dat?” “Ja, echt waar.” Ik geloof dat de Nederlandse vrouwen hem in enen een stuk minder aantrekkelijk voorkwamen.

Op een avond kwamen 2 jonge vrouwen de pub binnen. Ik dacht dat het leraressen van de plaatselijke basisschool waren. Er waren een stuk of 20 juffen had eentje me verteld. Ze zitten hun tijd uit, doen ervaring op en na 2 jaar kunnen ze een baan in de stad krijgen en zijn ze weg. Enige jonge jongens schoten op beide dames af, die het zich gezellig lieten aanleunen. Ze kregen drankjes aangeboden, werden uitgenodigd voor een spelletje pool en iedereen deed zijn best zo leuk mogelijk uit de hoek te komen.

Aan het einde van de avond raakte ik met een van hen aan de praat. Ze bleken geen leraressen maar Duitse toeristen, en hadden mij de hele avond voor een plaatselijke mijnwerker gehouden. Toen wist ik dat het tijd was om weg te gaan.

Volgende blog