Blog 2 maart 2005

Vorige blog

Dag schatten!

Ik ben nu in Cervantes, een plaatsje aan de kust ten noorden van Perth. Cervantes is bekend vanwege de Pinnacles. Duizenden kalkstenen zuilen die in een duingebied staan. Ze hebben verschillende vormen. Sommige lopen uit in een punt, andere zien er meer uit als grafstenen, andere lijken nergens op. Ze zijn ontstaan doordat plantenwortels en regenval een onder het zand liggende laag zachte kalksteen hebben weggeërodeerd, waarna de hardste stukken overbleven.

Bij de ingang kreeg ik een plattegrond van de autoroute door het gebied. Toen ik vroeg of ik ook kon lopen keek de ranger me licht vermaakt aan. Natuurlijk kon dat (maar wie doet nou zoiets leek ze te denken). Koppig als ik ben parkeerde ik mijn auto langs de in een cirkel lopende route en ging te voet verder. Het was om 10 uur ’s ochtends al heet, maar gelukkig stond er een stevige wind waardoor het toch aangenaam was. Ik deed er ongeveer een uur over om bij mijn auto terug te komen. Langs de 3,5 km lange route kwam ik geen wandelaars tegen. Iedereen bekeek de Pinnacles vanuit de geairconditionde auto. Omdat ik graag een foto van mezelf wilde tussen de Pinnacles heb ik maar een auto aangehouden.

Ik heb zelf ook een stukje met de auto door het gebied gereden en ik vind het een wereld van verschil. Vanuit de auto is het alsof je televisie kijkt. Als je loopt ervaar je de schoonheid. Rare snuiters hier.

Een paar dagen geleden heb ik mijn auto opgehaald in het dorpje Norseman. Dat ging nog niet eenvoudig. Ik kwam op woensdag aan en zou de auto donderdagochtend meekrijgen. Helaas: hij was nog niet klaar. Terry de man met de eenmanszaak die de reparatie deed vertelde dat er van alles was tussengekomen. Nadat ik hem duidelijk had gemaakt dat als de auto vrijdag niet klaar zou zijn ik hem evengoed mee zou nemen, gerepareerd of niet, regelde hij dat iemand anders de lopende zaken overnam, en begon aan de montage van de nieuwe cilinderkop. Hij had tot dan alleen dingen gedemonteerd en spullen besteld. Ik kan niet kwaad worden op Terry. Het is een aardige vent en (denk ik) een goeie monteur, maar als je niet achter hem blijft staan dan gaat hij gewoon wat anders doen.

Tijdens mijn tripje naar Adelaide was bij Terry ingebroken. Mijn auto was doorzocht. Ik had wat spullen in de auto achtergelaten tijdens mijn afwezigheid, maar zo te zien was er niks gejat. Wel hadden de dieven de autosleutel en de enig werkende codesleutel van de startblokkering meegenomen. Gelukkig had ik meteen nadat ik de auto gekocht had de startblokkering buiten werking laten stellen, omdat ik het geen prettig idee vond dat ik maar 1 codesleutel had, en bijbestellen niet mogelijk bleek. Daarmee was ik wel in overtreding, een startblokkering is hier verplicht, maar nu kwam het goed uit. Ik had gelukkig wel een 2e autosleutel en kon de auto dus starten.

Vrijdagmiddag was de auto klaar, net op tijd, want Terry moest in het weekend naar Perth. Terry bleek wat slordig te zijn in de details. Losse draadjes, losse slangetjes en een slecht gemonteerde oliekeerring waardoor de motor niet alleen links maar nu ook rechts olie verliest. Nou ja, details, ik moest toch al regelmatig olie bijvullen, nu gewoon iets vaker.

Zaterdag ging ik op weg. Na 10 km opende ik de motorkap om de temperatuur te checken, toen na 30 km en daarna elke 50 km. Ik vond mezelf overvoorzichtig, maar ja, als ik niet regelmatig de temperatuur checkte voelde ik me niet op m’n gemak. Bij gebrek aan een betrouwbare temperatuurmeter spuugde ik op de motor: als het sist is het boven de 100 graden: foute boel. Alles leek goed te gaan, ik durfde harder te rijden en deed ook de airco aan. Op een gegeven moment liep de temperatuurmeter (die veel te laag aangeeft) echter toch iets op. Meer uit voorzorg dan dat ik dacht dat er wat aan de hand was stopte ik om even te checken. Net op tijd, er kwam opnieuw stoom onder de motorkap vandaan. Gotverdegotverdegotver! Weer oververhit en weer in de middle of nowhere.

Ik had het even helemaal gehad. Na 10 minuten stopte er een paarse Ford Ka, een heel klein autootje dat je hier bijna niet ziet. “He, ben jij het?” “He, ben jij het?” Het was Nick, die bij mij in het hostel in Norseman had gelogeerd, hier 300 km vandaan. Het is hier vrij gewoon om na 300 km weer dezelfde mensen tegen te komen. Niet gek, de meeste plaatsen liggen minimaal 50 km van elkaar.

Nick is een Engelse vrachtwagenmonteur die nu anderhalf jaar in Australië is. Over een half jaar kan hij het staatsburgerschap aanvragen. Ondanks dat hij in Australië veel harder moet werken dan in Engeland wil hij hier graag blijven. Waar anders kun je voordat je naar je werk gaat even een uurtje gaan surfen? In Engeland werkte hij als hij voor 10 uur betaald kreeg een uur of 5. De andere 5 uur sliep hij (hij deed en doet veel nachtdiensten), rookte joints boven op vrachtwagens of repareerde auto’s van vrienden. Hij vertelt dat je in Australië gewoon 10 uur werken als je voor 10 uur betaald krijgt. Eigenlijk niet gek natuurlijk.

Nadat de motor is afgekoeld en het koelwater bijgevuld stelt hij voor om achter me te blijven rijden tot de eerstvolgende grote plaats. Ondertussen kunnen we dan uitproberen wat wel en niet kan om de motor niet te oververhitten. Goed idee. De airco mag niet aan, blijkt. Verder, als de motor op het heetst van de dag toch te warm wordt, moet de kachel af en toe even aan als extra koeling voor de motor. Inderdaad, dan wordt het vrij warm in de auto……

De auto lijkt geen blijvende schade te hebben ondervonden van de kortstondige oververhitting. Terry heeft de radiator vervangen omdat we dachten dat dat de onderliggende oorzaak van het probleem was, maar dat blijkt dus niet te kloppen. Misschien is het de waterpomp, maar ik heb geen zin om nog meer geld in het ding te stoppen. De thermostaat kan het niet zijn: als ik het thermostaathuis demonteer blijkt dat iemand de thermostaat al verwijderd heeft. Nou ja, dan is de koeling in principe altijd maximaal, dat lijkt me niet verkeerd.

Mijn collega’s hebben me als afscheidscadeau de SAS-overlevingsgids gegeven. Ik kan nu opzoeken wat ik moet doen in geval van een Tsunami. In geval van een aardbeving aan de kust zeer snel hoger gelegen gebied opzoeken, zegt de gids. Gezien het feit dat de gids 220 volbeschreven pagina’s omvat is het wel handig dit soort dingen uit het hoofd te leren….. Ook kan ik naslaan hoe ik in 10 dagen 200 km te voet kan afleggen in tropisch gebied, en ondertussen water en voedsel kan vinden. Over autoproblemen zegt de gids helaas niets……

’s Avonds naar de pub met Nick. Een leuke man met humor. “Wat doe je eigenlijk?” “Ik ben computer-adviseur bij de gemeente Amsterdam.” Vragende blik. “Als een onderdeel van de gemeente, bijvoorbeeld de afvalophaaldienst, een nieuw computersysteem nodig heeft, dan geven mijn collega’s en ik advies. Stel dat ze uit 3 systemen kunnen kiezen, dan…” “Sorry hoor Bart, niet om onbeleefd te zijn, maar ik verveel me nu al!” Slimme man.

Nick heeft veel alleen gereisd. “Bij reizen gaat het er vooral om hoeveel van je eigen gezelschap je kan verdragen. Als je jezelf al niet kan verdragen, hoe kun je dan van iemand anders verwachten dat te doen.” Wijze woorden.

Nick geeft me zijn telefoonnummer en nodigt me uit om samen naar het strand te gaan. Hij woont in de buurt van Perth en heeft nog een paar dagen vakantie. Hij wil me leren body-boarden, een soort surfen op een plank waar je op moet liggen. Ik twijfel, maar sla het aanbod toch maar af. Ik ben niet zo’n sportman, en ik heb ook even wat anders aan mijn hoofd. Nou ja, misschien is het wat voor als ik terug in Perth ben, aan het einde van mijn reis.

De volgende dag rijd ik richting Perth. Mijn idee is om die klere-auto zo snel mogelijk van de hand te doen en per openbaar vervoer verder te reizen. Al rijdende kom ik er echter achter dat het me lukt om het ding niet te laten oververhitten. Als ik maar rustig rijd, een kilometertje of 90, en af en toe stop. Nou ja, dat is sowieso beter natuurlijk. Veiliger en je ziet meer. En de auto rijdt nog zuiniger ook. De airco moet wel uitblijven, maar goed, daar is wel overheen te komen.

Hoe dichter ik bij Perth kom, hoe drukker het wordt. Verkeer. Stoplichten. Ik had gedacht in Perth te overnachten, maar krijg het al benauwd bij het idee. In een opwelling neem ik de eerste afslag naar het noorden. Op zo’n moment is het wel handig als je alleen reist……

Ik heb een nieuw plan. Ik rijd eerst naar het noorden, en dan zak ik langzaam via de kust weer af naar Perth. Als er dan wat misgaat heb ik nog genoeg tijd om een list te verzinnen.

Ik kom hier in Australië ontzettend veel aardige mensen tegen. In Norseman, waar mijn auto het begaf, bood een man in de internet-shop me een huis aan. “Ben je hier nog steeds?” “Nee, ik ben weer terug, maar mijn auto is nog niet klaar.” “Oh. Ik heb hier nog een leegstaand huis. Daar mag je best in hoor. Het heeft een koelkast en een airco.” Ik heb het aanbod afgeslagen omdat het huis een eind uit het “centrum” lag, maar het geeft wel aan hoe hulpvaardig de mensen hier zijn. Het hostel waar ik logeerde was lekker centraal gelegen, en de garage van Terry was om de hoek. Bij deze temperaturen, vaak rond de 40 graden, als je alles te voet moet doen, zijn dat toch dingen om rekening mee te houden.

Toen ik in Norseman uren zat te internetten, ik had toch weinig anders te doen, hoefde ik ook maar de helft van het normale bedrag te betalen. Een hoop mensen vinden het maar raar als ik uren achter de computer zit. Maar ja, ik kom ook een hoop toeristen tegen die uren voor de TV hangen. Dat vind ik dan weer raar….

Ik vind toeristen vaak sowieso een beetje rare wezens. Toen ik anderhalf jaar geleden ik Australië was kwamen we een Australische schilderes tegen. Ze had haar 4WD busje eigenhandig beschilderd. Zoiets vind ik leuk. Tegenwoordig kun je de busjes beschilderd en al huren. Overal zie je met graffiti beschilderde busjes rijden, allemaal van dezelfde firma. Naast lollig bedoelde teksten staan vooral de naam en het telefoonnummer van de verhuurfirma er groot op, in graffitiletters. Origineel hoor.

In een vorige mail vertelde ik dat een lezer had gevraagd om openhartige verhalen betreffende sex, en dat ik deze helaas moet teleurstellen. Wel, misschien kan ik wel iets schrijven over een tekort aan sex. Het is lang geleden, toen ik 23 was, dat ik langer dan 3 weken geen sex had. Na 3 weken beginnen mijn gedachten zich gewoonlijk te focussen op sex, dan moet ik sex, hoe dan ook. En dan bedoel ik sex met een vrouw, geen solosex. 3 Weken is kennelijk mijn maximale periode zonder. Nu ben ik al ruim 5 weken sexloos.
Ik heb mijn vriendin al gevraagd of we even kunnen stoppen met het uitwisselen van sexueel getinte SMS-jes. Ik wordt er veel te geil van, en verlossing, in de vorm van een fysieke ontmoeting met haar, zit er de komende weken helaas nog niet in. Ik voel me hier net een geile puber van 16. Nou is het best een leuke ervaring natuurlijk, om je op je veertigste weer 16 te voelen, maar af en toe begon het op een obsessie te lijken….


Gedicht voor Dokter Trimbos (Gerard Reve)

‘Goedkope wijn, masturbatie, bioscoop’,
schrijft Celine.
De wijn is op, en bioscopen zijn hier niet.
Het bestaan wordt wel eenzijdig.


In Western Australia, waar ik nu ben, draait de economie voor een groot deel op mijnbouw. Er zijn onder andere enorme ijzererts-mijnen. Door de economische boom in China, en de grote vraag naar staal die daar het gevolg van is, draait de economie hier als een tierelier. Er is een gebrek aan allerlei vakmensen. Naast uiteraard mijnwerkers bijvoorbeeld ook automonteurs, elektromonteurs, noem maar op.

Ik krijg bij Western Australia associaties met het Wilde Westen. Ze hebben hier zelfs vergelijkbare plaatsnaamborden als in de Lucky Luke stripboeken. “Walgoolan. Oppervlakte: 1041 km2. Populatie: 460”. In het Wilde Westen had je veel veediefstallen, hier veel autodiefstallen. Zoveel dat voor alle auto’s, oud en nieuw, startonderbrekers verplicht zijn gesteld door de overheid.

Mensen zijn hier ook heel snel op hen tenen getrapt als het gaat om privé-eigendom. Kennelijk moet je hier zelf je territorium verdedigen, de Politie kan je niet helpen. Toen ik een keer ’s avonds bij een verlaten tankstation een 20 liter jerrycan met water vulde kwam opeens de eigenaar te voorschijn. Hij bleek in een van de caravans op het naastgelegen kampeerterrein te wonen. Ik werd helemaal verrot gescholden. Hoe ik het in mijn hoofd haalde zonder zijn toestemming zijn water te gebruiken! Nou is water hier best schaars, maar dit leek me toch een beetje overdreven reactie. Water is hier niet peperduur, en er gelden hier ook geen strenge water-restricties, zoals in sommige andere staten van Australië.

De kleine dorpjes langs de wegen worden hier steeds kleiner, de grotere steden en stadjes groeien. Als ik onderweg ben kom ik regelmatig door plaatsjes waar vroeger een paar honderd mensen woonden, maar waar nu veel huizen te koop staan. Uiteindelijk blijft er niet veel meer over dan een Servicestation (“Roadhouse”) met brandstof, voedsel en andere noodzakelijkheden. De grotere plaatsen worden met elkaar verbonden door treinen. “Echte” treinen, over rails, maar vooral veel Roadtrains, vrachtwagencombinaties met meerdere aanhangers. De maximale Roadtrain-lengte wordt op borden aangegeven. Soms 36,5 meter, maar ook wel eens 53,5 meter.

Ik heb een meer dan gemiddelde belangstelling voor het onderwerp Homo’s. “Is dat niet een beetje vreemd Bart?” “Ja, dat vind ik zelf ook wel. Zal wel met mijn jeugd te maken hebben.” “Je jeugd?” “Dat zal ik uitleggen.” Mijn moeder bracht het grootste deel van het geld binnen, mijn vader, die ook een baan had, nam de verzorgende taken op zich. Op zich niks vreemds natuurlijk. Vreemder is al dat hij alleen Homo-vrienden had (daar kwam ik later pas achter). Nog vreemder was dat hij redelijk teleurgesteld was dat zijn allebei zijn zoons hetero bleken te zijn. “Ben je zelf niet gewoon homo?”, heb ik hem wel eens gevraagd. Volgens hem niet. Een vast grapje van hem is “Ik ben homo, want ik val maar op 1 geslacht, alleen vrouwen.” Een lieve maar ook een beetje een vreemde man.

Aangezien ik van de twee zoons de minst “mannelijke” was, was ik geloof ik uitverkoren om de homo-zoon te zijn. Mijn vader begon zelfs bij schoolvrienden na te vragen of ik niet op jongens viel. “Zeg Bart, ik sprak je vader, hij vroeg op je op jongens valt. Beetje vreemd, vind je niet?” “Ja, dat is geloof ik een hobby van hem. Wat heb je gezegd?” “Nee hoor meneer, Bart valt op meisjes.” “En, geloofde hij dat?” “Niet helemaal, geloof ik.”

In een gesprek mag ik graag terloops het woord homo laten vallen, om te kijken hoe iemand reageert. Nick heeft volgens hem geen homo-collega’s. Nooit gehad ook. “Iemand met rood haar wordt al gepest. Een homo zou geen leven hebben.” Hij heeft in verschillende garages gewerkt. In eentje gingen er in 1 jaar 26 collega-monteurs weg, en kwamen er 26 nieuwe collega’s bij. Maar er zat nooit een homo tussen. Ik geloof er geen bal van.

De sociale druk van mannen onder elkaar is hier erg sterk. Toen ik met Nick in de Pub was en te hard het woord “Gay” zei, deed hij meteen een stap achteruit. “Dat woord moet je nooit gebruiken in een Pub, hoor!” “Waarom niet?” “Daar kan je alleen maar problemen mee krijgen!” “Nou en?” “Tsjonge, jullie zijn wel erg liberaal in Nederland!”

Dat de mannen hier ook maar gewoon mensen zijn blijkt dan weer als je in de Pubs en in de Pub-toiletten affiches ziet hangen van mannen-hulplijnen. Om anoniem te praten over “levensvragen en vragen over relaties”.

Af en toe kom ik wel homo’s tegen. Meestal als ik met iemand in een Pub aan de praat raak. Zo iemand hoort dan meestal bij een groepje. Op een gegeven moment wordt je dan aan het groepje voorgesteld. “Dat is Jack, een oude vriend. En dat is Pete, die is homo.”

In Norseman ging ik, toen ik net was gestrand met mijn auto, op zoek naar de beste accommodatie. Er bleek onder andere een Motel te zijn, gerund door een homo-stel. De oudste van de twee was behoorlijk nichterig. “Ik ben op zoek naar betere accomodatie.” “Ohhhh, maar je had ook meteen hieeeeeeeeeer moeten komen!” Ik kon een mooie kamer krijgen voor bijna de helft van de prijs, ik mocht gratis internetten op de hotel-computer met hulp van zijn vriend en ik kon gratis de sportzaal gebruiken. Er was geen vast menu, maar ik aangaf wat ik lekker vond dan zouden ze dat ’s avonds graag voor me klaarmaken. Een aantrekkelijk aanbod, en ik overwoog serieus om naar het motel te verkassen. Het idee me de aandacht en verzorging lekker te laten aanleunen sprak me wel aan.

’s Avonds sprak ik in Norseman in de Pub een stel uit Nieuw Zeeland. “Waar logeer je?”, vroeg de vrouw. “In 101 Lodge, maar misschien verhuis ik naar het Motel.” “Maar dat zijn flikkers! (faggots)” “Ja, en?” Niet begrijpende blik.

Uiteindelijk heb ik het toch maar niet gedaan. Het zag er naar uit dat ik een aantal van die stoere mannen nog hard nodig zou hebben. Had ik in het Motel gelogeerd dan weet ik niet of ze nog wel zo hulpvaardig waren geweest. Niet erg heldhaftig van mij natuurlijk, maar ja, soms moet je jammer genoeg praktisch zijn.

Het had me wel leuk geleken. In het Motel logeren en dan met een paar van die stoere kerels gaan poolbiljarten. “Waar logeer je?” “In het Motel.” Monsterende blik: Istie misschien homo? “Dat zijn homo’s!” “Ja dat weet ik. Ik heb voor heel weinig geld een hele mooie kamer gekregen en ik wordt heel goed verzorgd.” Doordringende blik: Maakt ie een grapje? En dan achter die man gaan staan, de keu stevig vast, en als hij over zijn schouder kijkt hem glimlachend strak aankijken. Misschien zou hij zo nerveus worden dat hij van het poolbiljarten weinig meer bakte, en daardoor verloor. Verliezen van een kennelijke homo, geen pretje voor een echte stoere kerel. Als ik er zo over denk: Misschien had ik toch maar in het Motel moeten gaan overnachten….


Eerste Communie (Gerard Reve)

Toen hij negen jaar oud was,
en twijfelde aan God en de catechismus,
ging hij op de punt van een paal zitten
en kreeg een gevoel van naderende zaligheid.


Soms zeggen mensen wel eens tegen me dat ze me een beetje raar vinden. En laatst zei een collega (ik weet niet meer bij welke gelegenheid): Jij bent echt zo gek als een deur hè! Ik moet zeggen: Ik kan ze niet helemaal ongelijk geven……

Volgende blog